
Sterk, zelfstandig, behulpzaam. Zo ben ik gewoon!
Sterk, zelfstandig en… onbewust bang voor nabijheid?
⸻
Sommige dingen in ons leven voelen vanzelfsprekend.
We hebben manieren gevonden om te leven, te werken, te verbinden — en vaak denken we: zo ben ik nu eenmaal.
Maar wat als sommige van die vanzelfsprekendheden geen karaktertrekken zijn, maar overlevingsstrategieën? Wat als je lichaam, je zenuwstelsel, je gedrag en zelfs je trots nog steeds afgestemd zijn op een oud script? Een script dat ooit veiligheid gaf. Dat hielp om liefde te behouden. Of afwijzing te vermijden.
Zonder dat we het doorhebben, leven we vaak vanuit onbewuste patronen. En die patronen sturen niet alleen ons gedrag — ze kleuren ook hoe we voelen, hoe we bewegen, en hoe we onszelf ervaren.
Misschien herken je jezelf in iemand die altijd zegt:
“Laat mij maar, ik regel het wel.”
“Als ik het zelf doe, weet ik zeker dat het goed gebeurt.”
“Ik heb geen hulp nodig.”
"Geeft niks, ik kan wel tegen een stootje."
Anderen zien je als zelfstandig, daadkrachtig, betrouwbaar.
Degene die alles fixt, die de boel draaiende houdt. En ergens ben je daar ook trots op.
Maar misschien leeft daaronder ook iets anders.
Het idee dat hulp vragen zwak is.
Dat je je bestaansrecht moet bewijzen door altijd beschikbaar te zijn.
Misschien geloof je diep vanbinnen dat als je niet alles onder controle houdt, je tekortschiet — en dat dan de liefde verdwijnt.
Misschien herken je jezelf in zinnen als:
“Maak je om mij geen zorgen.”
“Zij hebben het veel zwaarder dan ik.”
“Als jij je goed voelt, dan ben ik ook oké.”
Je wordt gezien als zorgzaam, stabiel, empathisch.
De rots in de branding.
Maar wat leeft daaronder?
Misschien de overtuiging dat jouw gevoelens te veel zijn.
Dat jouw behoeften lastig zijn.
Dat je iemand kwijt kunt raken als je laat zien wat je werkelijk voelt.
En dus slik je dingen in.
Minimaliseer je je pijn. Maak je jezelf onzichtbaar — uit liefde. Of beter gezegd: uit angst voor het verlies van liefde.
Je zegt: *ik hoef niks*, maar diep vanbinnen is er een verlangen om eindelijk eens vastgehouden te worden.
Zonder dat je er eerst iets voor hoeft te doen.
Zonder dat je klein moet blijven of sterk moet lijken.
Deze overtuigingen zitten niet alleen in je hoofd. Ze leven in je lijf. In je ademhaling, je spierspanning, je zenuwstelsel.
Misschien voel je het als een constante gespannenheid.
Als vermoeidheid die je niet kunt verklaren.
Misschien zelfs als dagelijkse pijn in je lichaam. In angstaanvallen, overwhelm, of juist een leegte, een depressie, een gevoel alsof je er wel bent — maar niet helemaal.
We noemen het stress. Of karakter. Of pech.
Maar wat als het je lichaam is dat nog steeds leeft in een relatie tot vroeger?
Zoals Marion Woodman zei:
“The body remembers what the mind forgets.”
Met dit artikel willen we geen analyse geven, geen diagnose stellen.
We willen een zaadje planten.
Een uitnodiging om met zachtheid te kijken naar de plekken in jou waar je bent gaan denken: zo ben ik gewoon.
En te voelen of dat echt waar is — of misschien gewoon ooit waar wás.
De delen in jou die het meeste bescherming zoeken, zijn vaak de delen die het meest verlangen naar verbinding.
Verandering begint niet met harder proberen. Niet met jezelf overtuigen van iets nieuws.
Verandering begint met vertragen. Met luisteren. Met leren herkennen wat je ooit niet kon voelen.
Zoals Jeff Foster zegt:
"True healing is not the fixing of the broken, but the loving of the wounded.”
Je lichaam is geen obstakel. Het is een poort.
Naar wie je onder al die bescherming nog steeds bent.
Wat als je kracht geen pantser hoeft te zijn, maar een bedding van vertrouwen mag zijn?